1. In het teruggaafverzoek moet de aard van de afgenomen goederen en diensten door middel van de volgende codes worden aangegeven:
1. | = | brandstof; |
2. | = | verhuur van vervoermiddelen; |
3. | = | uitgaven in verband met vervoermiddelen, andere dan die voor de goederen en diensten waarnaar wordt verwezen met de codes 1 en 2; |
4. | = | wegentol en andere heffingen met betrekking tot het gebruik van de weginfrastructuur; |
5. | = | reiskosten, zoals taxikosten, kosten van het openbaar vervoer; |
6. | = | logies; |
7. | = | spijzen, drank en restauratie; |
8. | = | toegang tot beurzen en tentoonstellingen; |
9. | = | weelde-uitgaven, en uitgaven voor ontspanning en representatie; |
10. | = | andere. |
Indien code 10 wordt gebruikt, moet de aard van de afgenomen goederen en diensten worden aangegeven.
2. De lidstaat van teruggaaf kan verlangen dat de aanvrager langs elektronische weg aanvullende gegevens verstrekt met betrekking tot iedere in lid 1 vermelde code, voorzover die gegevens noodzakelijk zijn wegens beperkingen van het recht op aftrek krachtens Richtlijn 2006/112/EG, als toegepast in de lidstaat van teruggaaf, of voor de toepassing van een krachtens artikel 395 of 396 van die richtlijn aan de lidstaat van teruggaaf verleende, voor dit geval relevante afwijking.